Als medewerker van de BOB (Bijzondere Opsporingsbevoegdheden)-kamer heeft Titia Hoogeveen al tien jaar een bijzonder beroep. Maar ook haar hobby’s en ‘gedroomde’ baan zijn zeker niet alledaags.Lees verder Bijzonder beroep: Titia helpt de BOB→
De komende en gaande man, Thio (l) en Chi. Foto: Eric Westzaan
Het zal niemand ontgaan zijn: snackbar Thio in de Poortstraat is verbouwd en opgeschilderd en heet nu snackbar Chi. Na 27 jaar een ander gezicht achter de toonbank, een nieuw interieur, een ander assortiment. De Wijkkrant sprak met Tjoh Hwat Thio die de snackbar 27 jaar runde.Lees verder Thio wordt Chi→
Er komen appartementen, hoeveel is nog niet precies bekend. Foto: Eric Westzaan
Er lopen geen studenten meer door de F.C. Dondersstraat. De afdeling Institute for Life Sciences & Chemistry van de Hogeschool Utrecht die huisde in het oude Ooglijdersgasthuis vertrok deze zomer, na 25 jaar, richting Uithof. Investeerder Driestar die het pand in 2011 kocht, was sindsdien op zoek naar een nieuwe gebruiker. Liefst met behoud van de maatschappelijke bestemming. Dat is niet gelukt. Op 3 november jl. stemde de gemeenteraad in met een wijziging naar woonbestemming voor het monumentale pand. Er komen appartementen. Wat gaat er de komende tijd gebeuren?Lees verder Toekomst Ooglijdersgasthuis→
Aan het woord wijkbewoners die in de oorlog in de lagere schoolleeftijd waren. Herinneringen aan gebeurtenissen die leeftijdsgenoten in andere steden wellicht ook hebben. Maar wel gebeurd in de straten en tussen de huizen van Wittevrouwen.
Door Hanneke Prins en Michel Simons
Zilveren vliegtuigromp
Bep Botermans uit de Takstraat en Wim Koot uit de Griftstraat waren één en zes toen de oorlog begon. In hun herinneringen spelen vliegtuigen een belangrijke rol. “Ik zie het zo weer voor me, een strakblauwe lucht met daarin sterretjes door het zonlicht dat op de zilveren vliegtuigrompen scheen,” zegt Wim Koot. Het beeld moet grote indruk hebben gemaakt. Hetzelfde geldt voor Bep. Zij herinnert zich de vliegtuigen die over vlogen en dat alle kinderen dan naar binnen moesten. En hoe bang ze dan was. Dat er een keer een Engelse parachutist in een boom belandde in de Takstraat. En dat hij door de bewoners van nummer 8 in huis werd genomen.
En dan natuurlijk het vliegtuig dat in 1943 neerstortte op de wijk. Op alle kinderen moet dat een onuitwisbare indruk hebben gemaakt. Geertje Brand-Dijkgraaf uit de Graanstraat was negen toen de oorlog uitbrak. “Op een nacht werd ik wakker en was er niemand in huis. Ik zag allemaal mensen lopen op straat en ging er achteraan. Naar de Bollenhofsestraat, waar de piloot van het neergestorte vliegtuig in bed was geland alsof hij daar lag te slapen.”
Graantje meepikken
Veel herinneringen hebben ze aan de voedselschaarste. Hoe Beps moeder regelmatig te voet naar Drenthe ging om eten te halen. “Bij ons was er niks meer. Onderweg sliep ze dan bij boeren. Bij thuiskomst stond de hele straat haar op te wachten. Die wilden ook een graantje meepikken natuurlijk.” Geertje Brand-Dijkgraaf mocht mee op hongertocht. “Ik ging met mijn zus van achttien naar de Achterhoek om anderhalve mud aardappels op te halen voor de buren, op een karretje. Onderweg sliepen we bij kosters van de kerk. Om te schuilen bij overvliegende vliegtuigen, kropen we in diepe loopgraven. Ik was vooral bang voor de muizen die daarin zaten. Bij thuiskomst kregen wij een halve mud als haalloon. Dat moest wel meteen afgewogen, want we vertrouwden elkaar niet meer door de honger.”
Wim is de derde generatie winkelier. “Wij hebben altijd te eten gehad. Mijn opa’s waren groenteman en melkboer. Die wisten altijd wel iets te regelen. Er was ook een gaarkeuken op het Vaaltterrein achter de gasfabriek. Daar haalde mijn vader volle gamellen op en die bracht hij dan naar de school in de Poortstraat waar het eten werd uitgedeeld.”
Ook Geertje Brand-Dijkgraaf herinnert zich de gaarkeuken. “Voedsel uit de gaarkeuken werd naar de hoek van de Graanstraat gebracht. Teilen met eten. Dan kreeg iedereen een klein half litermaatje eten en dat was net genoeg. Bij Geertje thuis hadden ze weinig eten, maar wel gas. “Omdat vader bij de gasfabriek werkte. Mensen wilden hun eten bij ons op het gas koken. Dan vroeg vader in ruil daarvoor een aardappel.”
Met of tegen de moffen
Er werd niet alleen geruild, maar ook gerommeld, herinnert Wim zich. Er werden valse voedselbonnen gemaakt. Zijn vader heeft daarvoor nog in de gevangenis gezeten. Hij was ook betrokken bij illegale slacht in de Kapelstraat. Elke week werd er een koe of paard geslacht. “Het afval kieperden ze ’s nachts in het water bij de gevangenis.” Wim ziet zijn vader tijdens een razzia nog de straat oversteken. “Dan liep hij door de kapperszaak aan de overkant, klom daar over de schutting en ging hij bij zijn vader onder de vloer zitten. Die was te oud om naar Duitsland te moeten.” Het was spannend allemaal, maar Wim kan zich geen angst herinneren. Hij is mild over de NSB-families die in de buurt woonden. “Zij moeten dit soort dingen hebben geweten, maar hebben het niet verraden.”
Beps achttien jaar oudere broer Karel zorgde voor doorgangsadressen voor Joden. Een daarvan was het huis van hun moeder. “Op nummer 1 woonde een NSB-gezin. Met hun dochter was ik bevriend. Een broer van haar moeder was zelfs de lijfwacht van Mussert. Er was dus wel het risico dat ik, klein als ik was, mijn mond voorbijpraatte. En ook mijn moeder zelf vormde trouwens een risico. Zij was een echte flapuit.” Broerlief werd verraden en gevangen gezet aan de Maliebaan. “Daar heb ik hem een keer bezocht met mijn moeder.” Hij werd naar Duitsland gebracht, maar heeft het wel overleefd.
Geertje Brand-Dijkgraaf: “Afschuwelijk dat sommige Hollandse meisjes uit de straat met de Duitsers gingen vrijen. Moffenlellen noemden wij die. Zij hadden wél brood, terwijl wij honger leden. Dat vond ik zo gemeen.” Wim Koot: “De moeder van een jongetje uit mijn klas werd al op Dolle Dinsdag (5 september 1944, red.) kaalgeschoren. Het gekke was dat wij ons daar niet druk over maakten. Wij bleven gewoon met hem spelen.”
Eerdere oorlogsverhalen
In de voorgaande jaren zijn verschillende verhalen over de oorlog in de wijk verschenen.
Ze zijn nog allemaal na te lezen via de onderstaande links.
Op 22 juni 1943 trok een neerstortende Engelse Lancasterbommenwerper een spoor van brandende wrakstukken over de wijk. Drie buurtbewoners en vijf bemanningsleden kwamen om.
Jan Willem Arends organiseerde ooit wandelingen over de oorlog. En gelukkig schreef hij het ook op. Bijvoorbeeld in het verhaal over Leo en Kees Bos uit de Obrechtstraat die lid waren van de ‘Oranje Vrijbuiters’, een Utrechtse verzetsgroep die kluizen met bonkaarten en legitimatiebewijzen kraakte.
Of over de overval op het bonnenkantoor van Wittevrouwen. Grote zakken met vele duizenden voedselbonnen werden daar gestolen door o.a. voormalig politieman Kiers. Daarmee hadden verzet en onderduikers te eten kunnen krijgen. Helaas waren de bonnen al genummerd en verklaarden de Duitsers deze nummers ongeldig.
Oproep
Mevrouw Brand-Dijkgraaf zoekt al jaren haar vriendin Gerrie Bouwman die in WOII woonde op Graanstraat 1 of 3. Haar vader was groenteboer. Haar geboortejaar is ca. 1931. Mocht u informatie over haar hebben, zou u dan contact op willen nemen met de redactie van de Wijkkrant? redactie@wijkkrantwittevrouwen.nl