Winkels in de oorlog – Gerommel en solidariteit

Aardappelhandelaar Ganseman met paard en wagen, op de achtergrond het pand van de groentewinkel.
Aardappelhandelaar Ganseman met paard en wagen, op de achtergrond het pand van de groentewinkel.

Jaren geleden struikelde je over de winkeltjes in Wittevrouwen. Aan de puien op de straathoeken is dat nog goed te zien. Hoe ging het eigenlijk met al die winkels in de oorlog, toen er zo’n nijpend gebrek aan levensmiddelen was?

Door Annet van den Akker

 

De winkels in Wittevrouwen die nog uit de oorlog stammen zijn op de vingers van een hand te tellen. Wijkgenoten die erover kunnen vertellen zijn dun gezaaid. Wim Koot van groente- en kruidenierswinkel Koot aan de Griftstraat weet nog precies hoe het destijds ging: “Onze winkel was er nog niet, die kwam pas begin jaren vijftig, maar mijn vader kocht groenten in en ventte die met paard en wagen uit in de wijk. Hij haalde ook de gamellen op van de gaarkeuken bij het Vaaltterrein, in het huidige Griftpark. Vader bracht de blauwige linzensoep die je meestal kreeg naar de Poortstraat en de Kruisdwarsstraat. Daarvoor had hij zijn eigen ‘personeel’ dat een Ausweis had omdat ze ‘in de voedselvoorziening zaten’ en zo wat eten konden meepikken. Er was toen veel meer mogelijk dan nu, je hielp elkaar met alles en er werd enorm gerommeld. Nu kennen veel wijkbewoners hun eigen buren niet.”

1_oorlog_opschrift_44.2

Rokers- of versnaperingenkaart

Tabak ging van 1942 tot 1949 op de bon. Iedereen boven de achttien moest kiezen tussen een ‘rokerskaart’ of ‘versnaperingenkaart’. Ook kweekten veel mensen hun eigen tabak, allemaal niet erg bevorderlijk voor de toenmalige tabakswinkels. Het gerestaureerde opschrift ‘TABAK & SIGAREN’ laat zien waar de zaak van de grootouders en ouders van Rob Smaling was. Zijn grootvader begon met de winkel in 1920, zijn vader hield er in 1971 mee op en Rob woont er nu. Hij weet niet hoe het de winkel in oorlogstijd is vergaan: “Daar hadden we het nooit over. Ik weet wel dat er voedselgebrek was en dat mijn vader, zijn broer en oom naar Gelderland gingen op voedseltocht. Op een fiets met houten banden. En naast de winkel woonden twee NSB’ers, dat weet ik ook nog. Maar hoe moeilijk ze het hadden in de oorlog en of de winkel dicht ging, daar heb ik dus niets over gehoord. Wel vertelde mijn vader me ooit vertrouwelijk dat hij in de oorlog een kijkje nam bij wat later verzetswerk aan de telefoonlijnen in de wijk bleek te zijn. Dat kwam hem bijna op een liquidatie te staan.”

 

Joop Ganseman van groentewinkel Ganseman aan de Goedestraat: “Ik heb het van horen zeggen, want ik ben van ’55. Opa zat in de aardappels die je dus met bonnen moest halen. Daar werd veel mee gesjoemeld. Mijn vader Dick Ganseman ging met de houten kar met paard voedsel halen met een paar vrienden uit de buurt. Ze zijn altijd vrienden gebleven; vriendschap was toen anders. Je ziet nu jongere mensen vaak met twee kinderen in de wijk. Je leert ze kennen in de winkel en dan zijn ze ineens verdwenen; derde kind, verhuisd, hoor je dan later. Vader en zijn vrienden waren dagen op pad tot voorbij Zwolle om dat eten te halen. Hij was toen nog een jonge man, geboren in ’23. Hij is opgepakt, heeft vastgezeten in Soesterberg en moest greppels graven. Hij is sterker uit de oorlog gekomen, maar hij heeft er ook veel door geleden. Dat kan er de oorzaak van geweest zijn dat hij ziek werd en overleed op zijn 72e.”

 

Hutspot met makreel

Bronnen met beschrijvingen van Wittevrouwen in oorlogstijd melden voedselgebrek en de winkeleigenaren die hun waren van ver haalden en uiteindelijk hun winkeldeuren moesten sluiten. En ook dat men elkaar hielp en er geknoeid werd met bonnen, vervoer van levensmiddelen en slachtingen. Wim Koot concludeert: “Het ging dus gewoon door met de levensmiddelen toen, ik heb persoonlijk geen enkel gebrek gehad. Dat kwam ook doordat mijn opa van moederszijde een boerderij had op de Loevenhoutsedijk.” Joop Ganseman relativeert: “Na de oorlog was het ook nog sober, hoor. We aten meestal aardappels met groente die over was in de winkel. We hadden alleen vlees in het weekend en één keer per week aten we hutspot met gerookte makreel, héérlijk!”

 


 

Honger en voedsel

In juni 1942 werden voor het eerst brandnetels op de Utrechtse groenteveiling aangevoerd. Rond de jaarwisseling ’43-’44 was de samenleving geheel in de greep van de oorlog. Wie niet was ondergedoken of afgevoerd hield zich bezig met het verzamelen van voedsel en brandstof. Hongertochten gingen steeds verder: het Utrechtse platteland, de Betuwe, de Veluwe, tot in Overijssel. Hulporganisaties zoals het Interkerkelijk Overleg (IKO) zorgden met gaarkeukens voor een minimale voedselvoorziening. Massale sterfte bleef uit doordat de bezettingsautoriteiten eind april voedseldroppings toelieten.

Bron: Twintig eeuwen Utrecht; R.E. de Bruin, SPOU en Het Utrechts Archief, Utrecht, 1999

Hoewel de Zeeheldenbuurt een welgestelde buurt was, leed men tijdens de bezetting ook hier honger. Kruidenier Jo van Schaik merkte daar weinig van, zo vertelde hij in 1997. “Misschien hielden ze hun problemen verborgen. Het was een gegoede buurt. Er was altijd wel wat geld. Je zag over de Biltstraat veel hongerige mensen met fietsen en karren de stad uit trekken en terugkomen met voedsel dat ze bij boeren uit de wijde omtrek hadden kunnen krijgen.

Bron: De Utrechtse wijken, Noordoost; M. Heurneman, SPOU, Het Utrechts Archief, Utrecht, 2008

Op de hoek van de Kleine Singel had de Utrechtse Knok Ploeg in de zaak van Hollewijn een geheim vergaderkamertje. De ploeg organiseerde gewapende overvallen, onder andere op het distributiekantoor op het Vaaltterrein. Op 2 mei 1945 kwam het eerste konvooi Amerikaanse vrachtwagens over de Biltstraat. Zij brachten chocolade, corned beef, ‘meat and vegetables’ en biscuits, dit werd in de winkels van P. de Gruyter en Zn, onder andere aan de Biltstraat verdeeld. De rantsoenen voor de eerste bevrijdingsweek waren: 50 (volwassenen) en 100 gram (kinderen) chocolade, 100 gram boter of een blik bacon, lunchworst of kaas of een pak eierpoeder (12 eieren) of vleeswaren of een legerpakket met een volledige maaltijd. En 400 gram Zweeds wittebrood.

Bron: Wittevrouwen en Buiten-Wittevrouwen, H.A. Denneman, Stichting De Plantage, 1997