De in de Griftstraat woonachtige Carel Huydecoper heeft wel een heel bijzonder beroep. Hij heeft het namelijk zelf bedacht. Hij is conversator. En nee, dit is geen typefout. Carel is verhalenverteller. Hij vertelt over gebouwen en zorgt voor verhalen over kunst, cultuur en geschiedenis. Bijvoorbeeld in Paushuize aan de Kromme Nieuwegracht, waar wij hem op deze zaterdagmiddag ontmoeten.
Door Sietske Gerritsen
Carel Huydecoper is van oorsprong kunsthistoricus. “Dan word je grondig opgeleid tot werkloze.” Maar al tijdens zijn studie geeft hij rondleidingen door Museum Speelklok, waar hij later ook als conservator aan de slag kan. “Op een gegeven moment had ik de draaiorgels wel gezien. Ik bedacht dat ik overal elders ook mijn verhalen zou kunnen vertellen. Want verhalen vertellen: daar ben ik gewoon zo geweldig goed in. En in Nederland barst het van de mooie steden, gebouwen en verhalen.”
Carel richtte zijn eigen bedrijf ‘Lokroep’ op. Hij organiseert bijvoorbeeld bedrijfsuitjes en vertelt dan vol vuur over hoe het vierhonderd jaar geleden toeging in de branche. Met veel enthousiasme laat hij schilderijen zien over het bankwezen, ziekenhuizen of advocatenkantoren.
Hij bezit de sleutel van veel mooie gebouwen. Een van zijn favoriete plekken in Utrecht is Paushuize. Dit gebouw van de provincie wordt zo’n veertig keer per jaar gebruikt voor representatieve doeleinden, maar leent zich ook voor andere activiteiten, zoals bruiloften, promotiefeesten en concerten. Dan vertelt Carel graag over Adriaan Florisz. van Utrecht, de timmermanszoon, die dit huis liet bouwen om er na zijn pensioen te gaan wonen, maar tot paus werd gekozen en op 64-jarige leeftijd in Rome stierf. Het huis in Utrecht heeft hij zelfs nooit gezien. Carel vertelt over de rijken van Utrecht, die in het huis gewoond hebben, de Franse bezetters in 1672, de onderhandelaar bij de ondertekening van de Vrede van Utrecht, de broer van Lodewijk XIV die uit het raam viel en de Duitsers, die er een kantoor van maakten.
Ook als het gaat over Wittevrouwen komen er meteen verhalen: “Hier waren vroeger de landerijen van de begijnen, de zogenaamde witte vrouwen.”
De verhalen zitten allemaal in zijn hoofd. Opschrijven doet hij ze niet. “Dat kost zoveel tijd!”