Bep: ‘Ik moet er niet aan denken om hier weg te gaan.’
Foto: Eric Westzaan
De Takstraat zou de Takstraat niet zijn zonder Bep Botermans. Al 81 jaar woont ze in dit straatje in Wittevrouwen, waar zij op nummer 9 in de achterkamer werd geboren. Daar had ze een fijne jeugd, al waren de oorlogsjaren niet onbezorgd. De honger dreef Bep en haar moeder naar Drenthe, op een fiets met houten banden, waar ze samen met een buurmeisje op een boerderij verbleef. “Ik had vreselijke heimwee naar huis, naar mijn eigen omgeving,” herinnert zij zich. “Die heimwee heb ik altijd gehouden, ook als ik met mijn man met de vouwwagen op vakantie was.” Het huis op nummer 13, waar Bep nu woont, kochten zij en haar man op een veiling voor 4500 gulden. “Er was in die tijd, in 1962, enorme woningnood. De eerste anderhalf jaar woonden we bij mijn ouders in.”
Wat Bep zo fijn vindt in de Takstraat is de saamhorigheid. “Misschien nu nog wel meer dan vroeger. Toen was dit een arbeiderswijk en was er nog weleens jaloezie. Nu wonen hier veel jonge mensen, maar ik hoor er nog altijd bij, ik word overal bij betrokken.” Als er iemand nieuw komt in de straat, brengt Bep ze een krantje van het straatfeest. Twintig jaar lang organiseerde Bep het straatfeest van de Blad- en de Takstraat. “Ik ben ermee begonnen omdat niemand elkaar kende. Het was meteen een groot succes.”
Zo langzamerhand gaan de jaren tellen. Door een val van de fiets brak Bep haar arm en werd ze minder mobiel. Maar de mensen in de straat staan voor haar klaar. “Toen ik 80 werd hebben ze een feest voor mij georganiseerd en geld opgehaald. Ze gaan een marathon organiseren en ik mag het startschot geven. Laatst is er iemand overleden, de hele straat heeft haar uitgeleide gedaan, dat was zo mooi.” Elke ochtend wandelt Bep naar het koffietentje op de hoek en geniet ze van een praatje en een kopje koffie. “Als ik me alleen voel, stap ik gewoon naar buiten en loop even de straat op en neer. Dan kom ik altijd wel iemand tegen. Ik moet er niet aan denken om hier weg te gaan.”