Bloemenman Nico van der Ven
Foto: Eric Westzaan
Nico van der Ven (49) van de bloemenstal op de hoek Kleine Singel-Blauwkapelseweg meldt drie weken geleden aan de Telegraaf dat hij 70% minder klanten heeft. De coronacrisis breekt hem op. Sindsdien roepen Wittevrouwenaren elkaar via buurtapps, Facebook en WhatsApp op om de geliefde bloemenverkoper uit de brand te helpen door ruim bij hem in te slaan. Dat is niet aan dovemansoren gezegd. Met verdacht glanzende ogen vertelt Nico hoe het in verleden en heden met zijn nering is vergaan en hoe blij hij is met alle steun.
Zijn opa begint 65 jaar geleden met de verkoop van bloemen op dezelfde plek, voor de toenmalige tabakswinkel en voor bakkerij Do Schat op de hoek. De verkoop vindt niet plaats vanuit een keurig stalletje, maar via paard en wagen. Nico: “Mijn familie is ras-Utrechts, woonde in Ondiep. Ik werk al sinds mijn achtste bij het stalletje. Wittevrouwen was toen een volkswijk en de bewoners gaven gemakkelijk geld uit. Ze kochten vaak een bossie rozen met wat gipskruid.”
Nico bezocht de Land- en Tuinbouwschool in eigen wijk en bleek een aangeboren talent voor bloemen te hebben. In de jaren tachtig kwam er een kraampje op het onderstel van een snackbarretje, dat nog steeds in functie is. Nico: “Ik heb hier alles meegemaakt vanaf deze plek: van kinderopvang tot hostel, het tankstation aan de Kleine Singel, waar ik boven woonde en het inpakken van het gif in het park. De wijk is veranderd; sommigen noemen het een yuppenwijk, maar dat is het niet. Er wonen gewoon hardwerkende gezellige types.” De 24 uurseconomie brengt grote veranderingen; dat kost de slagers, bakkers en andere eenmansbedrijven de kop. Nico verkoopt daardoor minder bloemen, vooral in de weekenden, omdat mensen die meenemen van de supermarkt. Wel zo gemakkelijk.
“Door de corona kwam ik in een dal, mensen dachten ook dat er geen aanvoer was, wat helemaal niet klopte. Door de acties in de wijk is mijn handel weer helemaal opgebloeid. Het hielp ook andere ondernemers in de wijk met hun alternatieve acties zoals een maaltijdservice. Topwijk, ik kan weer dóór.”