Practicum in het Pathologisch Instituut van de Rijksveeartsenijschool
Foto: Jochmann/collectie Het Utrechts Archief/cat.nr. 53808
Wie voordat hij Theaterhuis de Berenkuil binnengaat, opkijkt tot de dakgoot leest daar in gouden letters: Pathologisch Instituut. Dit is een van de vele gebouwen die de toenmalige Rijksveeartsenijschool begin vorige eeuw bouwde. Wat is er sinds de ingebruikname in 1908 zoal gebeurd op Biltstraat 166?
Het gebouw voor het onderwijs in de veterinaire pathologie, de ziekteleer bij dieren, heeft zijn bestaan te danken aan professor Markus (1906-1919). Na zijn benoeming in 1906 gaat Markus direct aan de slag: hij reist met rijksbouwmeester en postkantorenarchitect C.H. Peters vele pathologische instituten in binnen- en buitenland af. Markus houdt zich intensief bezig met de bouw en inrichting van dit eerste moderne instituut van het Utrechtse veterinaire onderwijs. De plaats waar het instituut moet komen is overigens al in 1902 door de raad van bestuur bepaald: in de tuin van het huis van directeur Wirtz. Deze maakt echter bezwaar ‘vanwege het hinderlijke rumoer van het verkeer’.
Vooruitstrevend
In het Pathologisch Instituut geeft men moderne colleges, met visuele middelen zoals een projectietoestel. Ook in het pathologisch museum op de eerste verdieping heerst de vooruitgang. Het museum is elke dag voor studenten toegankelijk zodat zij aan zelfstudie kunnen doen, ‘ter ontwikkeling van het diagnostisch vermogen van de student’. Ook Markus’ opvolger Schornagel staat bekend om zijn originele manier van onderrichten. Zijn ‘praktische lessen bij het kadaver’ worden dan ook druk bezocht.
Gekraakt
Als de Faculteit Diergeneeskunde in de jaren zeventig naar de Uithof verhuist, komt het Pathologisch Instituut leeg te staan. In februari 1981 haalt het gebouw de landelijke dagbladen: het is gekraakt. Als de secretaris van het College van Bestuur van de universiteit naar het stadhuis belt of het gebouw ontruimd kan worden, blijkt dat alleen mogelijk als het een bestemming heeft. Een kwartier later hangt de secretaris opnieuw aan de telefoon: “Het Universiteitsmuseum komt erin.” Dat blijft tot 1996, dan verhuist het Universiteitsmuseum naar de Lange Nieuwstraat. Daarna is er een tijd lang sprake van de komst van het Annie M.G. Schmidthuis, maar daarvoor komt de financiering niet rond. Tegenwoordig wordt er theater gemaakt, spraakmakend theater.
Bronnen: C. Offringa. Van Gildestein naar Uithof; W. Kremer e.a. Herinneringen aan de Biltstraat; J. Bakker e.a. U-terrein, ons terrein.