In de deze aflevering van de serie ’Wittevrouwen in de Tweede Wereldoorlog’ vertelt Jan Willem Arends over gebeurtenissen tijdens ‘de grote oorlog in de kleine wijk’. Hij schetst een beeld van het leven in Wittevrouwen tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Moffenmeiden en Vrijbuiters
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bestond de familie Bos uit: vader en moeder, vier meisjes en drie jongens. Dat grote gezin leefde in een bovenhuis in de Obrechtstraat. De oudste zoon Leo (geboren 2-2-1914) was het huis al uit. Leo en Cees (geboren 27-11-1919) waren lid van de verzetsgroep ‘Oranje-Vrijbuiters’.
De Jong: “De Oranje-Vrijbuiters moet men zien als een zelfstandig werkende knokploeg die, schijnt het, in Utrecht haar voornaamste basis had.” Van Riessen4 vertelt dat de O-V reeds in de eerste oorlogsjaren begonnen was met spionage, sabotage, ‘Jodenhulp’, studentenacties etc. Hij kenschetst de O-V als een ‘wilde kraakploeg’. Kraken heeft hier niet betrekking op huizen maar op kluizen; een kraakploeg probeerde bonkaarten, voedselbonnen, identiteitsbewijzen etc. te pakken te krijgen. Leden van de O-V waren betrokken bij overvallen op distributiekantoren te Huizen, IJsselmuiden (bij Kampen) en Capelle aan den IJssel; waren Leo en Cees erbij?
Strakkere organisatie
Gaandeweg ontstond de behoefte om het verzet in Nederland strakker te organiseren. De Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO) en de Landelijke KnokPloegen (LKP) werden opgericht. Men begon plaatselijke knokploegen te benaderen met het doel om die aan de LO en LKP te koppelen. Maar lang niet alle knokploegen waren daarvan gediend. Er was bijvoorbeeld een knokploeg in Drenthe die weigerde gestolen bonkaarten af te staan aan mensen buiten de provincie. De O-V daarentegen stond een deel van de ‘distributiebescheiden’ die in Huizen bemachtigd waren aan de LO af. Maar onduidelijk blijft of de Vrijbuiters zich ondergeschikt wilden maken aan de LO en LKP. Wel is duidelijk dat de O-V heel zelfstandig opereerde en reeds was vernietigd voordat de LO en LKP goed van de grond kwamen.
Uiteindelijk zijn bijna alle leden van de O-V door de Duitsers opgepakt. Van Riessen meldt dat de groep na de overval op het distributiekantoor te Huizen, eind juli 1943, uit elkaar werd geslagen ‘door verraad en provocatie van een voormalig lid’. Het wie, hoe en waarom blijft onduidelijk. Op 29-2-1944 werden minimaal achttien6 leden van de O-V gefusilleerd op de Waalsdorpervlakte bij Scheveningen. Onder hen Leo en Cees. Zij zijn na de oorlog, samen met enkele andere leden van de O-V, herbegraven op de algemene begraafplaats Tolsteeg.
‘Moffenmeiden’
Drie zussen Bos hadden omgang met Duitse soldaten. Dat was op zich al een schande. Maar die meiden hadden ook nog eens broers die hun leven waagden in de strijd tegen diezelfde Duitsers. Iemand uit de straat vertelt: “Het was vreselijk om te zien hoe die hoogblonde, vlotte meisjes uitgingen met Duitse officieren, dikwijls na spertijd. Die ouders gingen er diep onder gebukt.”
Heel wat Nederlandse meisjes hadden in de oorlog een Duitse vriend. Het leven was saai, soldaten waren interessant én die Duitsers hadden (luxe) voedsel en brandstof. En zo´n meisje kreeg ook een zekere macht over haar ouders, want die konden er wel iets van zeggen, maar niets aan doen. De meeste moffenmeiden zijn na de oorlog opgepakt en vernederd – ze werden kaalgeschoren. Het verhaal gaat dat dat ook die zussen Bos is overkomen.
De ouders Bos zijn nog lang in de Obrechtstraat blijven wonen. Wat er van hun kinderen is geworden is onbekend.
J.W. Arends