Zachte, geurige bedden in het park roepen je.
Rode dekens wachten op het gras, oranje slingers
in de bomen. De stad straalt warmte uit.
Wil je feesten, wil je slapen?
Kom, laat je vallen of durf je niet?
Zo veel bladeren, ontelbaar, en veelkleurig als woorden.
Oneindig gedwarrel om je heen, in je hoofd. Gefluister.
De zachtgele bladerlijn langs de stoep vertelt over licht
en lengte, eindeloos. Voor wie zijn de glanzende
gouden munten uitgestrooid in het plantsoen?
Het kraakt op straat, je voeten praten mee, bijeen
gewaaide bergen woorden fluisteren raadsels, tot drab
getrapt, roestbruin en bescheten of blij als buit geraapt.
Kom voelen, ruiken. Laat je vallen of durf je niet?
Kijk, de dwarrelende woorden, ontelbaar
en veelvormig als de miljarden bladeren om ons heen,
als eieren, rond en glad of klein en vinnig,
als vliegende veren, spiesen en spatels, met scheuren,
troffels en zagen, manen en ruiten, gekarteld, scherp
als messen, vliegers en waaiers, lieren en violen,
als nieren en harten, als grote handen ook:
Kom, wij zullen je vangen.
Frouke Hansum