Wittevrouwen tijdens de oorlog – De overval

In deze aflevering van de serie ’Wittevrouwen tijdens de Tweede Wereldoorlog’ vertelt Jan Willem Arends over gebeurtenissen tijdens ‘de grote oorlog in de kleine wijk’. Hij schetst een beeld van het leven in Wittevrouwen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

voedseluitreiking NS 1

Voedseluitreiking voor het Hoofdkantoor van de NS (foto Utrechts Archief)

De overval op het distributiekantoor

Oorlog betekent voedselgebrek. Er wordt vaak minder geproduceerd en geïmporteerd, er wordt altijd geroofd en vernietigd. Teneinde het beschikbare voedsel eerlijk te kunnen verdelen had de Nederlandse overheid al in 1939 een begin gemaakt met rantsoenering of distributie. Het ging toen nog om een proef met een beperkt aantal producten (waaronder witte bonen), na 15 mei 1940 werd zowat alles gerantsoeneerd. Iedere persoon die bij de burgerlijke stand was ingeschreven kreeg van elk product (aardappelen, wortelen, tabak, benzine etc.) een bepaalde hoeveelheid toegewezen, een volwassene meer dan een kind. Als bewijs gold een bon. Op je stam- of bonkaart werd genoteerd welke bonnen je had gekregen.

Een bon was ongeveer zo groot als een postzegel en maakte net als een postzegel deel uit van een vel. Als je vervolgens bv. 1 kg uien kocht moest je de desbetreffende bon uitknippen en aan de winkelier overhandigen; deze kon op zijn beurt alleen nieuwe uien bestellen als hij voldoende bonnen inleverde. Op deze manier hield de overheid de keten van producenten, verkopers en kopers in haar greep.

Dit rantsoeneringssyteem bood de Duitsers ook nog andere mogelijkheden: het maakte het voor onderduikers vrijwel onmogelijk om aan voedsel te komen. Je moest immers eerst bonnen ophalen bij het distributiekantoor. Verder moest je je daar ook legitimeren (= bewijzen dat je bent wie je zegt dat je bent, met een paspoort, een rijbewijs, of toen: een persoonsbewijs). Een onderduiker wilde het huis natuurlijk juist niet uit, laat staan dat hij of zij zich bij een kantoor “van de Duitsers” wilde legitimeren. Om die onderduiker toch aan bonnen te helpen werden die geroofd of nagemaakt.

De inwoners van Wittevrouwen haalden hun bonnen af bij het distributiekantoor op het Vaaltterrein (nu Griftpark), aan de Stieltjesstraat. Dit kantoor was gevestigd in een houten barak op de plaats waar nu een speeltuin is. Even verderop stond de gaarkeuken (= openbare keuken waar je tegen inlevering van bepaalde bonnen kant en klaar voedsel kon krijgen) oftewel het Ketelhuis (ketel = kookpan), het losstaande gebouw op de hoek van de Stieltjesstraat en de Johannes de Bekastraat. In de nacht van zaterdag 27 augustus 1944 op zondag 28 augustus 1944 werden uit de kluis van het distributiekantoor maar liefst 48.000 bonkaarten en 280.000 rantsoenbonnen weggehaald door leden van het verzet.

Oud-inspecteur van de politie Kiers was met idee voor de overval gekomen. Hij was door de Duitsers ontslagen vanwege gebrek aan loyaliteit met het nieuwe regime. Kiers nam kontakt op met Utrechtse Knokploegleider Cor en Landelijke Organisatieleider Van de Brink. Zij begonnen het distributiekantoor te observeren en merkten dat het distributiekantoor goed werd bewaakt: overdag waren er steeds enkele politieagenten aanwezig en elke avond werd de sleutel van de kluis in een met lak verzegelde enveloppe onder bewaking naar het politiebureau op het Paardenveld gebracht. Zonder de medewerking van de bewakers zou een overval niet kunnen slagen. Kiers benaderde daarom één van hen: hoofdinspecteur van de politie Vermaas. Vermaas was lid van de NSB maar begon steeds meer aan de Duitsers te twijfelen. Hij wilde meedoen op voorwaarde dat de meewerkende politieagenten en hun gezinnen een goed onderduikadres zouden krijgen. Er werd besloten om de overval op een zaterdagavond uit te voeren omdat het kantoor de volgende dag dicht zou zijn en het dus lang zou duren voordat de overval zou worden geconstateerd.

Op 27 augustus 1944 deed Vermaas een goedgelijkende kopie van de sleutel van de kluis (kluissleutels zijn vaak heel bijzonder) in een enveloppe en verzegelde die, hij leverde de enveloppe met inhoud af op het Paardenveld (zijn baas merkte niets), hij fietste terug en opende de kluis met de originele sleutel. Cor en Van de Brink waren inmiddels in een vrachtwagentje gearriveerd. De kaarten en de bonnen werden in jute zakken gedaan en in het vrachtwagentje geladen. Cor en Van de Brink vertrokken met het vrachtwagentje. Vermaas en de twee andere betrokken agenten fietsten of wandelden naar huis, om van daaruit door te reizen naar een onderduikadres*.

Wat een succes! Maar helaas, de actie heeft uiteindelijk niets opgeleverd. Net als bankbiljetten waren de bonnen genummerd. De Duitsers verklaarden eenvoudig de nummers van de gestolen bonnen ongeldig, zodat ze waardeloos waren geworden.

Van de betrokkenen heeft alleen Van de Brink de oorlog niet overleefd. Vermaas werd ondanks zijn aandeel in deze overval na de oorlog veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf omdat hij als politie-agent lid was geweest van de NSB.

(Bron: Vernooij) * niet alle details van de overval zelf zijn bekend.
Jan Willem Arends