“Het stikte er van de vliegen. Wat we ook deden, het werden er steeds meer. Dat kwam natuurlijk door het mest uitrijden bij de onderwijsgebouwen. En de hele dag zaten we in de herrie van het gehei voor de nieuwbouw.” Rob Widdershoven was een van de eerste bewoners van de omgebouwde paardenstallen op het Veeartsenijterrein en lid van de werkgroep die begin jaren tachtig streed voor het behoud van deze prachtige plek in de wijk. Een plek die zich ontwikkelde van een hermetisch afgesloten terrein, waar alleen werknemers en studenten van Diergeneeskunde kwamen, tot een zorgvuldig ontsloten woongebied met veel groen en gebouwen met culturele bestemming. Inmiddels woont hij al ruim 23 jaar met veel genoegen op een van de mooiste plekjes van Utrecht-Oost. Maar de geschiedenis had ook een geheel andere loop kunnen nemen.
Door Hanneke Prins
Verfactie
De plannen voor de gefaseerde verhuizing van Diergeneeskunde, de gebruiker van het terrein, naar de Uithof waren allang bekend. Tussen 1981 en 1986 zou het hele terrein aan de gemeente worden overgedragen. Dat het Pathologisch Laboratorium (nu de Berenkuil) werd gekraakt, kwam de net opgerichte werkgroep U-terrein goed uit, hiermee ontstond immers media-aandacht voor een probleem waar de werkgroep aandacht voor vroeg: leegstand en verwaarlozing van de gebouwen op het terrein.
Annemiek Rijckenberg, indertijd opbouwwerker in de wijkwinkel in de Bekkerstraat en lid van de werkgroep: “In nauwe samenwerking met Anke Colijn die voor haar studie architectuur een afstudeeronderzoek wijdde aan het Veeartsenijterrein, bekeek de werkgroep de toekomstige mogelijkheden van het terrein, dat voor velen onbekend was. Er lagen zo veel kansen voor woningbouw. We bedachten bestemmingen voor de incourante gebouwen, organiseerden bijeenkomsten, schreven brochures en boekjes en gaven rondleidingen. Daarmee wilden we omwonenden, wijkbewoners en gemeenteraadsleden enthousiast maken voor onze plannen. En naast het tegengaan van leegstand eisten we dat de universiteit onderhoud pleegde aan de gebouwen.”
Noch universiteit noch gemeente voelde zich echter verantwoordelijk voor het onderhoud. Gevolg was dat de daklijsten van de gebouwen naar beneden kwamen en het houtwerk verrot raakte. Succesvolle actie om de universiteit hierop te wijzen, was een verfactie in 1983 waarbij leden van de werkgroep het houtwerk van de gebouwen rood, geel en groen schilderden. Dat gaf ophef. Rob Widdershoven: “Twee leden van de werkgroep werden door de politie opgepakt en belandden voor een paar uur in de cel. Maar het had wel effect: de universiteit wist niet hoe snel ze een schilder moest sturen om die kleuren wit over te schilderen. Razend waren ze.”
Cascosubsidie
De werkgroep krijgt een stem in de gemeentelijke projectgroep die de herontwikkeling voorbereidt. Annemiek Rijckenberg: “Over het ontwerpbestemmingsplan van de gemeente ontstond een enorm conflict. De meeste gebouwen zouden worden gesloopt, er was een grote weg over het terrein gepland, en verschillende doorbraken in de muren.” Er volgde groot protest van de omwonenden. Met succes.
Anke Colijn: “Ik deed het haalbaarheidsonderzoek en zorgde dat daaraan ook twee mensen van de gemeente meewerkten. Zij raakten zo enthousiast, dat we er een bondgenoot bij kregen. Toen ik in1984 een manier vond om restauratie van de panden te bekostigen, de zogenaamde cascosubsidie, zetten zij zich enorm in om die subsidie te krijgen.” De plannen worden concreet en de werkgroep bedingt dat Anke Colijn de ontwerpen voor de verbouwingen maakt.
Het duurde tot 1990 tot het laatste gebouw leeg was. Rob Widdershoven: “De meeste oorspronkelijke gebouwen zijn blijven staan. De lofts naast de Paardenkathedraal (waar de preklinische afdelingen zaten, red) en het voormalige instituut voor veterinaire chirurgie werden opgeknapt voor particuliere verkoop. De meeste andere gebouwen werden gerestaureerd en verbouwd voor sociale woningbouw, zoals de eenpaardstallen, die twee aan twee een huis werden.” De meeste incourante gebouwen kregen een maatschappelijk-culturele bestemming. Alleen de onderwijsgebouwen aan de kant van de Biltsche Grift waren te slecht om te herstellen. Deze werden gesloopt en hier kwam nieuwbouw. En ook achter het oude chirurgiegebouw kwam nieuwbouw. Maar binnen de bestaande rooilijnen, zoals de werkgroep had bedacht.
Succesverhaal
Hoewel Annemiek Rijckenberg het onder meer jammer vindt dat er van een theatercluster op het terrein met uitstraling naar elkaar en de buurt niet echt sprake is, noemt ze de herontwikkeling van het Veeartsenijterrein echt een succesverhaal. Rob Widdershoven: “En het is een prettige plek om te wonen. Het heeft een hofjessfeer, er is geen doorgaand verkeer en de bewoners gaan goed met elkaar om. Zo onderhouden de bewoners het openbaar groen op het terrein. En er is aansluiting op de wijk, terwijl het terrein wel duidelijk een eigen sfeer heeft.” Tevreden mensen zo lijkt het, en een geslaagd project.