Gastarbeiders in Wittevrouwen

Op de hoek van Palmstraat en Dadelstraat was destijds een pension voor gastarbeiders.

Wittevrouwen was geen in het oog springende wijk als het om gastarbeiders gaat, maar er zijn wel wat bijzondere zaken. De wijk had een flink aantal pensions, er was een relatief grote groep Spanjaarden en de wijkbewoners trokken zich hun lot aan, ook toen de stemming tegenover de nieuwkomers in andere wijken omsloeg.

 Een schat van informatie over gastarbeiders in Utrecht is verzameld voor de tentoonstelling ‘Hier ben ik thuis: 50 jaar gastarbeiders in de stad Utrecht (1960-2010)’. Deze kwam tot stand op initiatief van een projectgroep die het belangrijk vond om de geschiedenis van de migratie in Utrecht vast te leggen. Een van hen, Ries Adriaansen, vroeger werkzaam bij de Stichting Buitenlandse Werknemers en het latere Multicultureel Instituut Utrecht, beheert de nu reizende tentoonstelling en zorgt voor de – nog steeds groeiende – website: “De eerste gastarbeiders die in Utrecht aankwamen zijn nu op leeftijd of al overleden. Hun verhalen zijn kostbaar. De archieven van de tentoonstelling worden uiteindelijk overgenomen en gedigitaliseerd door Het Utrechts Archief. Wittevrouwen was niet belangrijk in het grote geheel, maar er waren bijvoorbeeld wel grote herenhuizen die gebruikt werden als pensions. Overigens waren die vaak onderdeel van de bedrijven waar de gastarbeiders werkten. De huisvesting van Spanjaarden en Italianen verliep vooral via de katholieke kerk.”

Een deelbed

Tarek El Otmani spreekt even vloeiend Nederlands als Arabisch. Hij leidt een bloeiend bouwbedrijf vanuit zijn huis aan de Buys Ballotstraat, die tegen Wittevrouwen aanschurkt: “Mijn opa Van Oort was boer en bezat nogal wat grond in Overvecht, waar de gemeente op wilde bouwen. Van het geld dat de verkoop hem opleverde kocht hij huizen die hij verhuurde. Zij waren vermoedelijk de eersten in Utrecht die een pension voor Marokkanen openden. Opa en oma woonden er zelf ook en werden papa en mama genoemd. Dat was niet voor niets, ze zorgden goed voor hun mensen. Een van hen trouwde met mijn moeder!”

Ries Adriaansen: “Een groot pension kostte 80 gulden per maand; een pensionnetje 20 tot 30 gulden, maar dan deelde je wel een bed. Soms koos men daarvoor. Nadat een groot pension aan de Alexander Numankade was afgebrand ging de gemeente controleren en waren er repercussies voor andere pensions. Levensgevaarlijke pensionnetjes werden gesloten en er kwam één groot pension aan de Nieuwe Kamp, opgezet door de gemeente.”

Garnalen pellen

Het eerste Marokkaanse gezin in Utrecht kwam in 1962 in de Krijtstraat wonen, in een klein krotje. Ze waren lid van worstelvereniging de Halter. Het grootste gedeelte van de Spanjaarden in Utrecht woonde in Wittevrouwen. De kinderen gingen naar school in de Deken Roesstraat, aan de overkant van de Biltstraat. De gastarbeiders gingen ervan uit dat zij zouden teruggaan naar hun land. Daarom zaten de kinderen bij elkaar op school en was er veel nadruk op het leren van de eigen taal. In het begin, in de jaren zeventig, stonden Utrechters positief tegenover de nieuwkomers, ze werden met open armen ontvangen en er was geen sprake van discriminatie. In 1975 was er een echt massale intocht van Turken en Marokkanen, onder meer in het kader van gezinshereniging. De vrouwen deden vaak thuiswerk: dia’s inramen, garnalen pellen. Ries Adriaansen: “Langzaamaan werden terugkomers blijvers. De Centrumpartij kwam op en omstreeks 1984 veranderde de positieve houding. Maar dat was níet zo in Wittevrouwen. Op Biltstraat nummer 30 was vroeger het Centrum voor Buitenlandse vrouwen en op nummer 337 de Spaanse club El Briljante. Tarek El Otmani’s oom Kees van Oort, getrouwd met Maribel Rodriquez, was nauw betrokken bij de oprichting van de club. Veel mensen waren in eerste instantie vluchteling en vervolgens gastarbeider, Mohammed Rabbae is daar een voorbeeld van. Zij wilden de ‘gewone’ gastarbeiders mobiliseren. Nogal wat mensen uit Wittevrouwen zetten zich in voor gastarbeiders. Ze hielpen met taallessen, sport en zelforganisatie. In de jaren tachtig vestigden de gastarbeiders met hun gezinnen zich massaal in wijken als Hoograven, Overvecht en Kanaleneiland. ”

Korte historie

Fabrieken konden niet genoeg arbeiders vinden en daarom ging men op zoek naar buitenlandse werknemers. Nederland sloot het eerste arbeidscontract voor gastarbeiders met Italië in 1960. Daarna, in 1961 met de Spanjaarden en in ’62-’63 met de Grieken. Deze groep werkte eerst in België in de bonthandel en de mijnen, en kwam naar Nederland toen deze instortten. In 1964 kwamen de Turken. Marokkanen waren er al, velen van hen kwamen op goed geluk. Pas in 1970 was er een overeenstemming met Marokko over wie waar verantwoordelijk voor was. Ook Joegoslaven hadden tot 1970 geen contract.

Turken, Joegoslaven en Grieken kwamen terecht in de metaal en de bouw. Bij de Demka, Nedal, Bammens, Werkspoor, Blikfabriek, Bredero Beton, Holland Beton, Span Staal en Staalmat zorgden zij onder andere voor het optrekken van de wijken Kanaleneiland en Overvecht, waar de snel groeiende bevolking van Utrecht werd gehuisvest. Later arriveerden de Marokkanen die vooral werken in minder georganiseerde sectoren zoals voedingsmiddelen (Vrumona, kippenslachterij, melkfabriek, Coop, Persil). Veertig zorgvuldig geselecteerde Joegoslavische meisjes belandden in een aantal textielfabriekjes in Utrecht.

In de jaren tachtig trokken de gastarbeiders naar Zuilen, Ondiep, Hoograven en de Rivierenwijk. De naoorlogse flats van deze wijken waren erg in trek. In de jaren negentig verhuisden velen naar Kanaleneiland en Overvecht, vaak naar sociale huurwoningen. Volgens gemeentelijke statistieken uit 2010 is de verdeling van niet-westerse allochtonen over een aantal Utrechtse buurten als volgt: Kanaleneiland Noord 78% (Zuid 63%), Zeehelden- en Vogelenbuurt beide 8%, Wittevrouwen en Tuindorp 5% en Oog in al 3%.

 

Een belangrijke bron voor dit artikel is de fantastische meertalige website: www.50jaargastarbeidersutrecht.nl. Bekijk vooral de filmpjes met de verhalen!